Omstreeks het begin van de jaartelling hebben de Romeinen geprobeerd een groot deel van het land van de Germanen te veroveren. Toen dat niet lukte, schermden de Romeinen hun Rijk vanaf ongeveer 50 af met een goed verdedigde grens (Latijn: limes). In Nederland lag die grens langs de Rijn. Om de paar kilometer lagen forten zoals bij Valkenburg, Vechten en Nijmegen of wachttorens die werden verbonden door een weg langs de rivier. Duizenden soldaten bewaakten vanuit deze forten de grens. Na Germaanse invallen omstreeks 270 verliet het leger het westelijke deel van de limes.
Links: De noordwestelijke grens van het Romeinse Rijk liep vanaf ongeveer 47 na Christus langs de Rijn. Er lagen toen al grensforten bij Valkenburg (Zuid-Holland) en Vechten (Utrecht). Het noordelijkste fort dat de Romeinen ooit bouwden, bij Velsen, werd omstreeks die tijd verlaten. Achter de grens lag de stad Nijmegen waar altijd militairen waren gelegerd. (Kaart: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Rechts: Langs de Rijn bouwden de Romeinen wachttorens om de grens goed in de gaten te kunnen houden. (Tekening: Kelvin Wilson)
Langs de Rijn bouwden de Romeinen wachttorens om de grens goed in de gaten te kunnen houden.