Brons bestaat voor het grootste deel uit koper. In Oost-Europa maakten de mensen al omstreeks 4000 voor Christus koperen bijlen en sieraden. Het koper werd gesmolten bij een temperatuur van meer dan 1000 graden Celsius en gegoten in mallen van klei. Later ontdekte men dat koper gemakkelijker smolt als er tin aan werd toegevoegd. Het metaal werd dan ook taaier. Het nieuwe materiaal, brons, was sterker dan (vuur)steen, kon glanzen als goud en kon in allerlei vormen worden gegoten en gehamerd. Zo onstonden nieuwe wapens. Brons kon bovendien worden omgesmolten om er nieuwe voorwerpen van te maken.
In Nederland komen koper- en tinerts niet voor en brons moest dus worden ingevoerd. Al in de Nieuwe Steentijd werden heel af en toe koperen voorwerpen ingevoerd.
De eerste bronzen voorwerpen verschenen hier omstreeks 2000 voor Christus. Ze waren gemaakt in Engeland, Frankrijk en Duitsland. Later leerde men hier zelf om brons (om) te smelten en er voorwerpen van te gieten. Brons bleef zeldzaam in onze streken.
Wie aan brons kon komen en wist hoe het te bewerken, kreeg aanzien en macht. De verschillen in macht en welvaart tussen de mensen werden dan ook veel groter in de Bronstijd.
Tekeningen: Kevin Wilson