logo Archeos

ga naar nieuwsoverzicht

Nijmeegse archeologen misleid door vervalser

afbeelding

Een van de vervalste voorwerpen. De inkrassingen dateren niet uit dezelfde tijd als het authentieke Romeinse aardewerk. (Foto: Rob Mols / Bureau Archeologie Nijmegen)

15 dec 2005

In 2000 haalde de ontdekking van vijf Romeinse voorwerpen in de Nijmeegse binnenstad het landelijke nieuws. Ze vormden volgens hun ontdekkers, de stadsarcheologen Jan Thijssen en Harry van Enckevort, het bewijs dat reeds in de 2de eeuw christenen in het Romeinse Noviomagus woonden. De vervalste voorwerpen betreffen aardewerkscherven, glasresten en een loden plaatje waarop christogrammen (de Griekse initialen van Christus, x en p) zijn ingekrast. De Nijmeegse archeologen geven toe dat ze ondanks hun twijfels over de echtheid destijds niet kritisch genoeg zijn geweest.

Vervalsing is geen onbekend fenomeen in de Nederlandse archeologie. Archeoloog Leo Verhart schreef er in 1995 al het boek List en bedrog en maakte er een gelijknamige tentoonstelling over voor het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Het motief van een vervalser wordt vooral ingegeven door geld of het willen uithalen van een grap. Vroeger kregen landarbeiders, die werkten voor archeologen, vaak wat extra's als zij een bijzondere vondst deden. Sommigen werden daar heel bedreven in en wisten de nietsvermoedende archeologen zo aardig wat geld afhandig te maken. Veel vaker gaat het om een collegiale grap waarmee de kennis en vaardigheden van een opgraver op de proef worden gesteld. In slechts een enkel geval probeert een vervalser op deze wijze bewijs te maken om een bepaalde theorie kracht bij te zetten.

Welke motieven de Nijmeegse vervalser had, blijft vooralsnog onduidelijk. De eerste vondst van een 2de-eeuwse scherf met christogram in 1995 zorgde voor groot wantrouwen bij de archeologen van de gemeente Nijmegen. Toen er echter in de daarop volgende jaren steeds meer christogrammen op diverse opgravingslokaties werden aangetroffen, werd het steeds aannemelijker dat er rond 200 in Nijmegen zich een christelijke gemeenschap had gevestigd.

Terwijl in 2000 de vondsten wereldkundig werden gemaakt en zelfs tot de topstukken van een tentoonstelling in Museum Het Valkhof behoorden, vroegen andere archeologen zich af of de vondsten wel echt waren. Een van hen, klassiek archeoloog Dé Steures, gaf uiteindelijk de aanzet tot het onderzoek dat de vervalsingen aan het licht bracht. Steures deed zelf onderzoek voor een boek over de laat-Romeinse grafvelden in Nijmegen. De spectaculaire vondsten zouden in dat werk niet mogen ontbreken, maar hij had zo zijn bedenkingen. Waarom was een 2de-eeuws christogram op een aardewerken schaal aangebracht dat dateerde uit de 1ste eeuw voor Christus? En waarom was dat teken zo oneerbiedig op de onderkant van de schaal aangebracht? Ook de tekens op de flessenhals wekten argwaan. Gravures in Romeins glas zijn zeer zeldzaam. Naast het christogram waren ook een visteken en kruizen op de fles aangebracht, maar deze symbolen werden in de 2de eeuw nog niet allemaal gebruikt. Op slechts één vondst in de hele wereld zijn een christogram en een visteken samen te vinden, en dat voorwerp komt uit een zeer discutabele collectie met vele vervalsingen. Tenslotte was het christogram op het loden plaatje ingeponst, terwijl in het zachte lood inkrassen meer voor de hand ligt dan ponsen. Steures zag voldoende aanleiding om het debat over de authenticiteit te openen en wist Van Enckevort over te halen een onderzoek te starten.

De bevindingen van dat onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in het Nijmeegse jaarboek Numaga. Ronny Meijers, als restaurateur bij Museum Het Valkhof verrichte diverse onderzoeken om de echtheid van de vondsten vast te stellen. Daarbij maakte Meijers gebruik van de faciliteiten en de kennis van het Instituut Collectie Nederland en het Groningse Kernfysisch Versneller Instituut.

De vervalsingen op de aardewerkscherven en het glas kwamen aan het licht omdat de inkrassingen niet dezelfde verwering vertoonden als het materiaal waarop ze waren aangebracht. De krassen waren schoon en liepen zelfs door oude slijtagesporen die wél vuil bevatten. Op het glas bleek het christogram te zijn gegraveerd met een mechanische frees met een diamantboor van 3 mm. Het loden plaatje werd in Groningen ontmaskerd waar het werd onderzocht op de aanwezigheid van het radio-actieve isotoop Pb120 waarmee de ouderdom kan worden gedateerd. Het plaatje bleek geen tweeduizend maar hooguit twintig jaar oud te zijn.

ga naar nieuwsoverzicht