Late Middeleeuwen

Dorpen

 

Een middeleeuws dorp was een boerendorp. Het bestond uit los staande boerderijen, schuren en meestal een kerk. De boerderijen waren, net als in de prehistorie, gebouwd van hout, leem en riet, en waren tegelijk woonhuis en stal. In Friesland en Groningen, langs de grote rivieren en in sommige veengebieden lagen de huizen en soms hele dorpen op kunstmatige heuveltjes die terpen of wierden worden genoemd. Dorpen op de zandgronden lagen midden tussen de akkers, die door eeuwenlange bemesting steeds hoger kwamen te liggen. Deze met mest opgehoogde akkers worden essen genoemd. In veenontginningen en langs de rivieren lagen de boerderijen als een lang lint naast elkaar. Pas na de twaalfde eeuw groeiden sommige dorpen uit tot steden.

In de Late Middeleeuwen kregen Een gehucht op het platteland omsteeks 1100. Deze reconstructie van een boerennederzetting in de buurt van Kerk-Avezaath in de Betuwe kon worden gemaakt aan de hand van opgravingen. Het dorp zelf bestaat al lang niet meer. (Tekening: Kelvin Wilson)

afbeelding1