Archeologie betekent letterlijk de leer of kennis van het oude of de Oudheid (archaios is Grieks voor 'het oude' en logos betekent 'kennis'). Het Nederlandse woord is oudheidkunde. De archeologie houdt zich bezig met materiële resten van vroegere menselijke activiteiten. Aan de hand daarvan probeert de archeoloog iets te begrijpen van de manier waarop mensen vroeger leefden.
Materiële resten kunnen dingen zijn zoals werktuigen, wapens, munten of bakstenen. Het kunnen ook resten zijn van de mensen zelf zoals skeletten, mummies of de asresten van verbrande botten. Het kunnen ook resten zijn van botten van tamme dieren zoals koeien of schapen, schelpen die zijn verzameld, stuifmeel van graan dat is gezaaid. Het kunnen zelfs ontastbare dingen zijn: verkleuringen in de grond waar palen hebben gestaan of waar een sloot is gegraven. Maar ook daar zijn ooit mensen aan te pas gekomen. Er zijn veel oude materiële resten – gebouwen, kunstvoorwerpen, wegen, dijken – maar het zijn lang niet allemaal archeologische vondsten.
Archeologische objecten zijn vaak al lang geleden buiten gebruik geraakt. Meestal is er weinig meer van over en zijn ze in de loop der tijd begraven geraakt onder een laag grond. Om te weten te komen waar ze ooit voor hebben gediend en hoe oud ze zijn, moeten ze zorgvuldig worden opgegraven. Maar archeologie is meer dan opgraven alleen.